Tijdens deze zomervakantie blikken we terug op hoe Zoetermeer vroeger de zomer beleefde. Van de eerste Bevrijdingsfeesten in 1945 en de Oranjefeesten tot de Wielerronde van Zoetermeer en de aanleg van de Zoetermeerse Plas. Deze week: Zoetermeerse Plas
Strand Zoetermeerse Plas
Waar je tegenwoordig kan zeilen, duiken, zwemmen en op het strand liggen was tot in de jaren zestig een polderlandschap. Een polder die doorkruist werd door de Broekweg en de Leidsewallen-wetering. Dit veranderde toen er werd begonnen met de bouw van de naoorlogse nieuwbouwwijken Buytenwegh De Leyens en Seghwaert. Om deze wijken op de kleigrond van de polders te kunnen bouwen moest er eerst een laag zand gestort worden. Omdat het goedkoper was om de benodigde 2,7 miljoen kubieke meter zand lokaal te winnen dan om het van elders aan te voeren werd er besloten om over te gaan tot zandwinning in de Palensteinse en Zoetermeerse Polder.

Daarnaast was er het Structuurplan ’68. Een plan waar de gemeenteraad van Zoetermeer in 1968 mee in stemde. Dit was het plan dat ervoor zou zorgen dat een dorp met tussen de acht- en de tienduizend inwoners zich zou gaan ontwikkelen tot een stad met honderdduizend inwoners. Er zouden, met de klok mee, vier nieuwe woonwijken gaan verrijzen. De eerste bestond uit het Dorp, Palenstein en Driemanspolder. Daarna volgden de wijken Meerzicht, Buytenwegh De Leyens en Seghwaert. In het midden zou een nieuw stadscentrum, het Stadshart, komen. Ook stonden er op de kaart van de toekomstige stad al een aantal recreatiegebieden ingetekend. Waaronder een ten noorden van De Leyens. Het nieuwe recreatiegebied kreeg als bestemming actieve recreatie, kleine watersport en oeverrecreatie.

Zoals gebruikelijk in die tijd schakelde ook de gemeente Zoetermeer Heidemij, de Nederlandse Heidemaatschappij, in voor de begeleiding van het omvangrijke grondwerk. Heidemij kwam in 1968 met een ontwerp voor het gebied waarin de Zoetermeerse Plas een omvang kreeg van 37 hectare. In 1970 startte de aannemer NB Broekhoeven de zandwinning en uiteindelijk zou er een zandwinplas ontstaan met een diepte van 25 tot 30 meter. En vier jaar na de start van de zandwinning werd in 1974 het gezinsrecreatiestrand, met een lengte van 500 meter en een breedte van 30 meter, ten noorden van de plas voor het publiek opengesteld.
Zandwinning Zoetermeerse Plas
Bij de winningsactiviteiten werd de kleilaag die zich boven op het zand bevond afgegraven en naast de plas weer opgespoten. Hierdoor ontstond er een zogeheten wadvlakte die aantrekkelijk was voor waadvogels, moerasplanten en wilgen. In de loop van de jaren droogde de bodem in en ontstonden er diepe geulen, Prielen. Diverse planten- en diersoorten vestigden zich daar en zo ontstond geleidelijk het Prielenbos.

In 1979 werd het Noordelijk Plassengebied ontworpen. Een gebied waar naast de Zoetermeerse Plas ook de Noordhovense en de Benthuizerplas deel van uit maken. Beide aangelegd in 2000. De aanleg van deze laatste twee plassen, en de verhoging van de woonwijk Noordhove, werd gefinancierd met de opbrengsten van de zandwinning. Bovendien werd er halverwege de jaren tachtig begonnen met de zandwinning voor de wijken Noordhove en Rokkeveen. Het gevolg daarvan was dat in de jaren negentig het recreatiegebied zou worden uitgebreid met 35 hectare en er zou 250 meter nieuw strand bij gaan komen.

Tegenwoordig staat de plas bij vele generaties Zoetermeerders bekend als het Noord-Aa. Maar de plas heet dus eigenlijk de Zoetermeerse Plas. Het daaromheen liggende recreatiegebied draagt wel de naam Noord-Aa en is genoemd naar een kleine plas schuin achter boerderij ’t Geertje, het Noord-Aa. Een plas die nog stamt uit de tijd dat de omgeving van Zoetermeer uit niets anders bestond dan moeras.

Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto 1: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Historisch Genootschap Oud Soetermeer
Foto 2: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Historisch Genootschap Oud Soetermeer

-advertenties-

-goede doel-