In deze serie werpen we licht op de herkomst van de namen van de maanden. Hoe komen onze maanden aan hun namen, vanaf wanneer heten ze zo? Dagelijks wordt een maand beschreven en wordt er een bij de maand passende weerspreuk (uit Wikipedia) gegeven. Vandaag deel 2: Januari
De maand januari is genoemd naar Janus. In de Romeinse mythologie was Janus de god van het begin en het einde, van het openen en het sluiten. De deur (ianua) droeg daarom zijn naam. Algemener werd Janus wel gezien als god van alle begin en van de overgang van oud naar nieuw.
Daarom draagt ook de maand januari zijn naam en werd hij aangeroepen aan het begin van het zaai- en oogstseizoen en bij huwelijken en geboortes. Op de eerste dag van januari vermeed men alles wat een kwade betekenis kon hebben voor de toekomst. Bovendien gaf men, om de vriendschappelijke verhouding te bevestigen, elkaar kleine geschenken. In de latere tijden van de republiek aanvaardden ook de consuls hun ambt op de eerste dag van januari.
Janus wordt meestal afgebeeld met twee gezichten: een dat naar voren kijkt (naar de toekomst) en een dat naar achteren kijkt (naar het verleden). De elfde maand van het jaar (het jaar begon indertijd in maart) werd naar hem vernoemd omdat hij als het begin van een nieuwe periode werd beschouwd – het was de eerste maand na de winterse zonnewende. Dat deze maand uiteindelijk de eerste maand van het jaar werd, heeft dan ook met die associatie te maken.
De weerspreuk die hoort bij de maand januari is: ‘In januari veel verdronken land, is goed voor ganzen maar slecht voor de boerenstand’.
Morgen: februari
Bron, weerspreuk en foto: Wikimedia
Elke dag het Zoetermeerse nieuws in uw mailbox? Blijf op de hoogte van het laatste Zoetermeerse nieuws en meldt u aan voor onze nieuwsbrief!