In deze serie werpen we licht op de herkomst van de namen van de maanden. Hoe komen onze maanden aan hun namen, vanaf wanneer heten ze zo? Dagelijks wordt een maand beschreven en wordt er een bij de maand passende weerspreuk (uit Wikipedia) gegeven. Vandaag deel 4: Maart.
Het Nederlandse woord ‘maart’ komt uit het Latijn, van de Romeinse god Mars, de god van de oorlog. Oorspronkelijk was Mars echter ook de god van de lente en de vruchtbaarheid. De oude Romeinen dienden hem want ze geloofden dat Mars de zoon was van Juno en Jupiter, de Romeinse oppergod. De Romeinen vereerden Mars daarnaast als een belangrijke god, omdat zijn zonen, Romulus en Remus, als de stichters van Rome werden beschouwd.
In de Romeinse kalender was maart als gezegd oorspronkelijk de eerste maand en het was een periode van voorbereiding op veldtochten. De maand maart staat voor het begin van de lente, oorlogen werden vaak tijdens de wintermaanden onderbroken om de krachten te sparen en in deze tijd van het jaar weer hervat.
De weerspreuk behorend bij maart: Niet te droog, niet te nat, dan vult maart een duchtig vat.
Bron, weerspreuk en afbeelding: Wikimedia. Beeldhouwer: Johann Gottfried Schadow.
Elke dag het Zoetermeerse nieuws in uw mailbox? Blijf op de hoogte van het laatste Zoetermeerse nieuws en meldt u aan voor onze nieuwsbrief!
