De geschiedenis van Zoetermeer gaat duizend jaar terug in de tijd. In een reeks verhalen nemen wij u mee op reis door deze duizend jaar geschiedenis. Beginnende bij het ontstaan van het Zoetermeerse Meer en eindigend bij de bouw van Oosterheem. Deze keer: Palensteinse Polder.
Palensteinse PolderIn de omgeving van Zoetermeer en Zegwaart was het in de achttiende eeuw een hele opgave om de wegen en dijken allemaal boven water te houden. De Slootweg werd bijvoorbeeld van alle kanten bedreigd door de uitgeveende plassen. Daarom werd er in 1739 actie ondernomen om deze weg te beschermen. Aan de Zegwaartse kant stond er op de meeste plekken al een houten beschoeiing. Daar werd de weg extra beschermd door twee rijen wilgen- en elzenpaaltjes van anderhalve meter in de grond te slaan. De ruimte tussen deze twee rijen werd opgevuld met puin. Daar waar er geen houten beschoeiing was werd een derde rij paaltjes geplaatst. Tegelijkertijd hadden naast de Slootweg ook andere wegen en dijken, zoals de Schenkelweg en de Leidsewallen, voortdurend aandacht nodig.

Joan Osy, ambachtsheer van Zegwaart

Elf jaar na de versterking van de Slootweg, in 1750, werd het ambacht Zegwaart gekocht door Joan Osy. Daarmee mocht hij zich ambachtsheer van Zegwaart en heer van Palenstein noemen. Joan behoorde tot een Rotterdamse familie die rijk was geworden met de handel in wijn en later ook in de handel van algemene goederen. Hij is geboren in 1699 en werd in 1738 agent van de groothertog van Toscane, Frans Stefanus, gemaal van keizerin Maria Theresia van het Duitse Rijk. Daarnaast zou Joan in 1753 in Rotterdam agent van prins Karel van Lotharingen, gouverneur-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, worden.

De Staten van Holland en West-Friesland verleenden in 1759 toestemming voor het bedijken en droogmalen van de polder die toen Buitenwegse Polder heette. Een gebied met een oppervlak van 520 hectare. Als voorwaarde werd gesteld dat het werk binnen vijf jaar voltooid moest zijn. De ambacht Zegwaart nam een derde van de droogmaling voor haar rekening, Joan Osy de rest.

Droogmaling van de polder

Een gang bestaande uit drie molens maalde de polder droog. Ze sloegen het water uit op de Elleboogse Wetering. In 1924 werd het werk van deze molens overgenomen door een dieselgemaal en werden de molens afgeknot. Vandaag de dag zijn ze nog steeds te vinden in de buurt van de Aziƫweg ten noorden van de Zoetermeerse Plas. De polder werd drooggemalen in de periode 1760-1762. Ook werden er vaarten gegraven. De vaart langs de Zegwaartseweg en de Schenkelvaart, de vaart langs de Schenkelweg. Deze vaarten werden aan elkaar verbonden bij het buurtschap Den Hoorn. Deze twee vaarten werden vervolgens aangesloten op de Zegwaartse Dobbe, de Kleine Dobbe (gelegen bij de Meidoornlaan), en de Buurtvaart. De Buurtvaart is een ringvaart rondom de Dorpsstraat.

Het land van de nieuwe polder bleek onverkoopbaar te zijn waarna Zegwaart haar deel van het land overdroeg aan Joan Osy. Daardoor kreeg hij een stuk land in bezit die uitstrekte van de Leidsewallen tot aan de Zegwaartseweg en van het dorp tot aan de Slootweg. De ambachtsheer van Zegwaart kon vanuit het Huis te Palenstein het hele gebied overzien en vernoemde de polder naar zijn huis, de Palensteinse Polder. In 1744 zouden zijn erfgenamen beginnen met de verkoop van kavels grond in deze polder.

Als u meer wilt weten over dit verhaal, kijk dan ook op sachavanvlaardingen.wordpress.com.

Tekst: Sacha van Vlaardingen
Foto: Stadsarchief Gemeente Zoetermeer, Klaas Vis

-advertenties-

-goede doel-